Wie zou er géén soja moeten eten?

Wie zou er géén soja moeten eten?

Toen een studie van het Women's Health Initiative aantoonde dat menopauzale vrouwen die behandeld werden met een hormoonvervangingstherapie meer kans hadden op borstkanker, hart- en vaatziekten en algemene schade, werd er een oproep gelanceerd om veiligere alternatieven te vinden.

Uiteraard, zo stelde het WHI vast, heeft oestrogeen positieve effecten, zoals minder menopauzale symptomen en een betere botgezondheid, en dus een kleiner risico op heupbreuken maar het heeft ook negatieve effecten: een verhoogd risico op zowel bloedklonters in hart, hersenen en longen, als op borstkanker.

Dus idealiter, om het beste uit beide werelden te halen, zouden we iets nodig hebben als een selectief oestrogeenreceptormodulator (SERM), iets wat pro-oestrogene effecten heeft in sommige weefsels, zoals bot, maar anti-oestrogene effecten heeft in andere weefsels, zoals de borst.

Farmaceutische bedrijven proberen deze SERM te maken, maar fyto-oestrogenen, natuurlijke stoffen in planten-- zoals genisteïne in sojabonen, met een gelijkaardige structuur als oestrogeen-- lijken te functioneren als natuurlijke selectieve oestrogeenreceptormodulatoren.

Hoe kan iets wat eruit ziet als oestrogeen optreden als een anti-oestrogeen?

Oorspronkelijk nam men aan dat soja fyto-oestrogenen borstkankergroei bedwingen door de strijd aan te gaan met onze eigen oestrogenen om zich aan de oestrogeenreceptor te binden.

Des te meer sojastoffen men druppelt op borstkankercellen in een petrischaal, des te minder echt oestrogeen erin slaagt zich aan deze cellen te binden.

Dus de oestrogeenblokkerende functie van fyto-oestrogenen kan hun anti-oestrogene effecten helpen verklaren, maar hoe verklaren we dan hun pro-oestrogene effecten op andere weefsels zoals bot?

Hoe kan soja twee vliegen in één klap slaan?

Het mysterie werd opgelost toen we ontdekten dat er in ons lichaam twee types oestrogeenreceptoren voorkomen, dus de reactie van een doelcel hangt af van het type oestrogeenreceptor waarmee deze cel is uitgerust.

Dit zou wel eens de sleutel kunnen zijn om het gezondheidsbeschermend potentieel van soja fyto-oestrogenen te begrijpen: het bestaan van een nieuw ontdekte oestrogeenreceptor—genaamd de oestrogeenreceptor-bèta om deze te onderscheiden van de klassieke oestrogeenreceptor-alfa-- en, in tegenstelling tot ons lichaamseigen oestrogeen, hechten soja fyto-oestrogenen zich bij voorkeur aan de bètareceptoren.

Als je mensen ongeveer 200 gram gekookte volledige sojabonen laat eten, bereikt het genisteïnegehalte in hun bloed binnen +/- 8 uur ongeveer 20 tot 50 nanomol; zóveel circuleert er dan door ons lichaam, in die hoeveelheid baden onze cellen.

Gezien de helft is gebonden aan proteïnen in het bloed, is de effectieve concentratie ongeveer de helft daarvan.

Laten we eens kijken wat dat betekent voor oestrogeenreceptoractivatie.

Deze grafiek verklaart de mysterieuze gezondheidsvoordelen van sojavoeding.

In de buurt van het effectieve gehalte dat je zou bereiken na 200 gram sojabonen, zien we weinig alfa-activatie, maar nemen we veel bèta-activatie waar.

Maar waar bevinden zich deze receptoren in het menselijk lichaam?

Oestrogeenpillen verhogen de kans op fatale bloedklonters doordat ze de lever allerlei extra klonterfactoren laten uitstoten.

Maar wat blijkt?

De menselijke lever bevat enkel alfa-, en geen bèta-, oestrogeenreceptoren, dus als we zo'n 6 kilo sojabonen per dag eten, kan dat een probleem vormen.

Maar in het soort concentraties dat we uit een normale sojaconsumptie zouden halen is het weinig verbazend dat dit voor problemen zorgt bij medicinale oestrogenen maar niet bij soja fyto-oestrogenen.

Effecten op de baarmoeder lijken ook enkel door alfareceptoren te worden bemiddeld, wat wellicht verklaart waarom er bij soja nog geen negatieve impact is vastgesteld.

Dus terwijl oestrogeenrijke medicatie het risico op endometriumkanker tot tienmaal zou kunnen verhogen, worden fyto-oestrogeenrijke voedingsmiddelen geassocieerd met beduidend minder endometriumkanker, en zelfs beschermende effecten tegen deze gynaecologische kankers in het algemeen.

De vrouwen die het meest soja aten, hadden 30% minder endometriumkanker en hun risico op eileiderkanker leek gehalveerd te zijn.

Soja fyto-oestrogenen lijken geen effect te hebben op de baarmoederwand, maar kunnen toch menopauzale symptomen dramatisch verbeteren.

De Kupperman index is een soort compilatie van de 11 vaakst voorkomende menopauzale symptomen.

Wat botgezondheid betreft: menselijke bot-cellen dragen bèta-oestrogeenreceptoren, bijgevolg zouden we kunnen verwachten dat soja fyto-oestrogenen bescherming bieden.

En ze lijken inderdaad de botmineraal-dichtheid aanzienlijk te verhogen, wat in lijn is met bevolkingsgegevens die suggereren dat een hoge consumptie van sojaproducten geassocieerd wordt met verhoogde botmassa.

Maar kunnen ze botverlies door de jaren heen voorkomen?

Sojamelk werd vergeleken met een transdermale progesteroncrème.

De controlegroep verloor aanzienlijk aan botmineraaldichtheid in hun wervelkolom tijdens de twee jaar dat de studie liep, terwijl de progesterongroep beduidend minder verloor en de groep van 2 glazen sojamelk per dag zelfs betere waarden behaalde dan bij aanvang van de studie.

Dit is allicht tot op heden de meest uitgebreide studie waarin het soja fyto-oestrogeen genisteïne wordt vergeleken met een traditioneler vervangmedicijnkuur.

In de ruggengraat verloor de placebogroep op een jaar tijd aan botdichtheid, terwijl zowel de fyto-oestrogeen- als de oestrogeengroepen aan botdichtheid wonnen en hetzelfde werd vastgesteld bij de heupbotten.

De studie toont duidelijk aan dat het soja fyto-oestrogeen botverlies voorkomt en nieuwe botvorming versterkt, wat een nettowinst aan botmassa oplevert.

Maar botmassa is voor ons enkel van belang omdat we breuken willen voorkomen.

Gaat de consumptie van sojavoeding gepaard met een lagere kans op breuken?

Ja, een beduidend lager risico op botfracturen wordt gerelateerd aan slechts één enkele portie soja per dag, het equivalent van 5 tot 7 gram sojaproteïne, ofwel 20 tot 30 milligram fyto-oestrogenen.

En dat is dan amper één glas sojamelk, of nog beter, een portie volwaardige sojaproducten zoals tempeh of edamame, of de bonen zelf.

We hebben echter geen gegevens over breuken en sojasupplementen, dus als we uit zijn op de gezondheids-voordelen die Aziatische bevolkingen allicht uit volwaardige en traditionele sojaproducten halen, zouden we misschien beter dié producten nuttigen in plaats van onbewezen proteïnepoeders of pillen.

Maar wie kan soja maar beter vermijden?

Welnu, sommige mensen hebben een soja-allergie.

Maar volgens een nationale enquête meldde slechts +/- 1 op 2.000 mensen een soja-allergie.

Dat is 40 keer minder dan koemelk, het vaakst voorkomend allergeen, en ongeveer 10 keer minder dan alle andere vaak voorkomende allergenen zoals vis, eieren, schaaldieren, noten, tarwe en pinda's.